De promovendus zal onderzoek doen naar juridische, ethische en maatschappelijke vraagstukken rondom ‘cognitive warfare’, specifiek de beïnvloeding van statelijke & state-like actoren door krijgsmachten in cyberspace. Het betreft een tijdelijke functie van 0,8 fte.
Hoewel ‘cognitive warfare’ zo oud is als oorlog zelf, heeft het met de opkomst van cyberspace de dynamiek van internationale conflicten ingrijpend veranderd. Cyberspace vormt een katalysator in het vervagen van grenzen tussen verschillende domeinen: statelijke en niet-statelijke actoren, oorlog en vrede (inclusief de respectievelijke juridische kaders), militaire en niet-militaire middelen. Bijvoorbeeld, de verspreiding van desinformatie via sociale media is een niet-militair middel dat veelal ingezet wordt door staten tegen andere staten buiten het gewapende conflict. Deze wijze van cognitive warfare ligt onder het niveau van ’gewapend conflict’, in het grijze gebied tussen oorlog en vrede. Traditionele conventies en wetten, zoals betrekking hebbend op oorlog versus vrede en statelijk versus niet-statelijk, zijn in de praktijk dan ook niet altijd één op één van toepassing op, dan wel qua eigenschappen niet verenigbaar met, cognitive warfare in cyberspace.
Cognitive warfare in en via cyberspace heeft nieuwe mogelijkheden gecreëerd en hierdoor tegelijkertijd nieuwe juridische, ethische en maatschappelijke vraagstukken veroorzaakt. Het centrale probleem is het verschil in opvatting of wellicht de asymmetrie tussen het denken over en het gebruik van cognitive warfare in cyberspace tussen diverse statelijke actoren. Staten verschillen in de interpretatie en toepassing van juridische en ethische kaders omtrent het gebruik van cognitive warfare door krijgsmachten buiten het gewapende conflict. Deze verschillen lijken gerelateerd aan maatschappelijke denkbeelden die de percepties van verschillende staten vormen op de legitimiteit van cognitive warfare en militair gebruik van cyberspace.
Dit promotieonderzoek richt zich op de vraag in hoeverre en hoe de Nederlandse krijgsmacht op legitieme wijze cognitive warfare in cyberspace toe kan passen tegen statelijke en state-like opponenten. Zo beoogt het onderzoek bij te dragen aan het begrip van de rol van de (Nederlandse) krijgsmacht bij cognitive warfare buiten het gewapende conflict, met specifieke aandacht voor juridische, ethische en maatschappelijke vraagstukken.
De promovendus/ junior onderzoeker FMW heeft tot doel het verrichten van en publiceren over dit promotieonderzoek, uitgaande van het onderzoeksplan zoals afgestemd met de (co-)promotor, teneinde een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van wetenschappelijke en praktisch relevante kennis en inzichten, blijkend uit een promotie binnen een vooraf vastgestelde periode.
De functietoewijzing is van tijdelijke aard. De duur is gekoppeld aan de onderzoekstermijn van het (promotie)onderzoek.
Werkzaamheden
De promovendus
1. Doet promotieonderzoek binnen de sectie Cyber Operaties, rekening houdend met de onderzoeksleerlijnen van de FMW. Het promotieonderzoek krijgt gestalte binnen een samenwerkingsverband tussen de vakgroepen Krijgswetenschap en Militaire Bedrijfswetenschappen. Beide vakgroepen leveren een (co)promotor.
2. Levert een bijdrage aan een wetenschappelijk onderzoeksprogramma binnen de Faculteit door het verrichten van en publiceren over promotieonderzoek.
3. Verzorgt, onder begeleiding van de (co)promotoren, onderwijs. Dit is gekoppeld aan het lopende onderzoek, waar mogelijk in de bachelor- als mastervakken van de FMW.